Jaargang 26, nummer 2 maart 2012
Michael woont sinds kort in de Heilig–Hartstraat.
De Heilig–Hartstraat is een verbindingsstraat tussen de Meensesteenweg en de Meenseheirweg, in het verlengde van de Zuidmolenstraat. De straat dankt haar naam aan de parochie waarin ze ligt. De Heilig–Hartparochie werd in april 1930 opgericht. De parochiekerk werd tussen 1932 en 1933 gebouwd. In diezelfde periode werden in de buurt verschillende nieuwe straten aangelegd. Het was dan ook niet meer dan logisch dat een van die straten naar de nieuwe parochie zou verwijzen.
Dat de parochie aan het Heilig Hart van Jezus toegewijd werd, hoeft geen verwondering te wekken. Op 21 juni 1925 werd de stad Roeselare door het stadsbestuur aan het Heilig Hart van Jezus toegewijd, uit dankbaarheid voor de bevrijding van de stad tijdens de Eerste Wereldoorlog. Onder invloed van de Roeselaarse deken Desaegher zou men bij de eerste grote feestelijkheden na de oorlog niet de Franse troepen, die de stad hadden bevrijd, herdenken, maar het Heilig Hart dat Roeselare van verder onheil gevrijwaard had. Bij die gelegenheid werd ook de herdenkingsplaat aan de hoek van de Zuidstraat en het Sint–Michielsplein ingehuldigd. Sedertdien ging ook elk jaar de Heilig–Hartprocessie uit op het feest van het Heilig Hart. Vanaf 1950 had de processie plaats op de zondag erna. In 1964 ging ze voor het laatst uit.
Samen met de Zuidmolenstraat, de Heropbouwstraat en de Zonnebloemstraat zou de Heilig–Hartstraat de geplande Westlaan tot in de Guido Gezellelaan nabij de spoorweg Brugge–Kortrijk doortrekken. Ze zou echter nooit de functie van Zuidlaan uitoefenen, zoals oorspronkelijk bedoeld was. Bovendien werd de Heilig–Hartstraat door de spoorweg Roeselare–Menen onderbroken.
De Heilig–Hartstraat werd een kasseiweg, waarlangs bouwmaatschappij De Mandel woningen optrok. In 1950 werd de waterleiding gelegd n.a.v. de aanleg van de Sint–Elooiswijk wat verderop. De spoorweg Roeselare–Menen werd er in de jaren ´60 uitgebroken. In tegenstelling tot de spoorweg Roeselare–Ieper zou er geen grote weg op de spoorwegbedding gelegd worden, maar een voetweg.
De Joseph Hanoullestraat, waar Ludo sedert vorige zomer woont, heeft haar begin– en eindpunt in de Willy Ostynstraat.
Joseph Hanoulle werd op 7 juni 1894 in het Henegouwse Auberchicourt geboren. Hij overleed in Roeselare op 13 augustus 1976. Hij studeerde aan het Lemmensinstituut en het Conservatorium van Brussel, behaalde er de eerste prijs orgel en harmonie en tweemaal de prijs Maily voor de briljantste student. Hij was stichter en directeur van de Stedelijke Academie voor Muziek in Roeselare en Izegem. Hij werkte eveneens als organist in de Sint–Maartenskathedraal van Ieper. Hanoulle was tussen 1918 en 1954 leraar muzikale opvoeding in de rijksscholen van Nieuwpoort, Menen, Ieper en in de colleges van Kortrijk en Roeselare. In 1921 werd hij gevraagd om directeur van de Roeselaarse muziekschool te worden en in 1939 van de Izegemse muziekacademie. Hij bleef tot 1949 directeur in Izegem. In Roeselare zou hij 43 jaar lang directeur blijven.
Hanoulle gaf Roeselare niet alleen een academie, maar ook een bloeiend concertleven en een muzikaal gelaat. Als directeur van de grootste academie van het Vlaamse landsgedeelte was hij zich bewust van het maatschappelijk belang van het muziekonderricht. Uitstraling was van groot belang. In 1946 richtte hij het koor "De Roeselaarse Kunstconcerten" op. Dat koor werd vanuit de zangklassen opgericht om het ingedommelde concertleven in de stad nieuw leven in te blazen en de muziekschool te propageren. De Roeselaarse Kunstconcerten waren de eerste in ons land die de Carmina Burana ten gehore brachten. Joseph Hanoulle was ook zelf componist. Hij componeerde onder meer psalmen. Zeven van zijn psalmen werden op plaat gezet: o.a. Magnificat, De profundis en Laudate Dominum.
Met Pasen zingen we de Missa 2 pro populo van Jan Nepomuk Skraup.
Hij was een Tsjechische componist, dirigent en koorleider. In 1811 werd hij geboren in Osice (Bohemen) in een muzikale onderwijzers–familie.
Zijn broer Frantisek Skraup was ook een succesvol musicus, vooral bekend als componist van het Tsjechische volkslied Waar is mijn vaderland? Hij heeft zijn standbeeld in Rotterdam, waar hij dirigent was aan de opera en waar hij stierf. Ook hun vader (Dominik) en nog een andere broer (Ignác) waren componist.
Jan Nepomuk Skraup was heel zijn loopbaan actief in Praag, o.a. als kapelmeester in het Statentheater en koorleider in de Praagse kathedraal. In 1845 volgde hij Robert Führer** op als kapelmeester aan de Sint–Vituskahedraal. Hij werd ook zangleraar aan het aartsbisschoppelijke seminarie. Hij was gastheer van Hector Berlioz gedurende diens bezoek aan Praag in 1846. Tien jaar later nodigde hij, tijdens zijn ambtstermijn als kapelmeester van de dom, Franz Liszt uit om er zijn Missa Solemnis uit te voeren.
Skraup componeerde enkele opera´s en heel wat kerkmuziek, waaronder enkele missen. Zijn kerkmuziek werd toen vaak uitgevoerd en heruitgegeven. Hij schreef o.a. een hymne ter ere van de paus, die tot op vandaag in Bohemen nog wordt uitgevoerd. Zijn didactische werken in verband met koorzang en in verband met muziekbeoefening in de liturgie zijn belangrijk.
* Er zijn heel wat varianten in de schrijfwijze, o.a. ook Skroup.
** Robert Führer (1807–1861), van wie de Caeciliamesse en de Landmesse op ons repertoire staan (zie ook het nummer van maart 2008, p. 634)
In 1517 kondigt Martin Luther zijn 95 stellingen af in de kerk van Wittenberg en het aldus ontlokte dispuut leidt uiteindelijk tot de breuk in de westerse kerk, die ook in de muziek grote repercussies zal hebben. Omdat de protestanten het volk willen betrekken bij de liturgie in de landstaal, ontstaan in hun kerken muzikale genres als anthems, koralen en calvinistische psalmen. De contrareformatie en het Concilie van Trente (1545–1563) leggen de regels vast voor de gregoriaanse liturgie en verbannen de wereldse invloeden uit de kerkmuziek. De geest waarin deze "zuiveringen" plaatsvinden, klinkt door in de brief die Erasmus op 26 september 1526 schrijft aan Nicolaus Varius in Bazel, na zijn reizen in Duitsland, Engeland, de Nederlanden en Frankrijk. Zijn uitspraken zijn geïnspireerd door zijn religieus denken, dat de mens "ingekeerd" doet staan tegenover God:
In sommige landen wordt bijna gans de dag besteed aan eindeloos zingen; de tekst is doorgaans onverstaanbaar. In de kerken hoort men theatrale muziek, trompetten, bazuinen en andere instrumenten, minneliederen en dansmuziek. De beroepszangers, wier lonen beter aan de armen besteed zouden zijn, laten zich horen in "fauburdum", een verwrongen soort muziek, en door ornamenteel gehinnik van hun veerkrachtige kelen. Muziek met geblaas en slagwerk bevalt sommigen alleen als zij veel sterker is dan een krijgstrompet; vooral Duitse prinsen houden van luid lawaai in de kerken.
Toeval is God incognito (Dr. A. Schweitzer).
Antiquiteiten: het bewijs dat het verleden nog toekomst heeft.
Zoals beloofd, maken we nu de pastinaaksoep.
Benodigdheden voor de soep:
750 g pastinaak, 2 niet te grote appels (golden), 2 uien, ½ bleekselder, 2 à 2,5 l water en 5 kippenbouillonblokjes, 2 dl room, verse laurier en tijm, peterseliestengels, 1 klontje boter, peper en zout
Benodigdheden voor de gremolata:
1 citroen, verse peterselie, 1 teentje look
Werkwijze voor de soep:
Werkwijze voor de gremolata:
Afwerking: Schep soep in bord en strooi er een kleine portie van de gremolata over.
Tip: Soep eten met een bruine boterham met wat boter op.
(Recept van Jeroen Meus)