Jaargang 25, nummer 2 maart 2011
Christiane woont in de Kwadestraat in Rumbeke.
De Kwadestraat ontleent haar naam aan een heerlijkheid "ter Kwastraat". Die lag op het grensgebied van Oekene, Rumbeke, Izegem en Sint–Eloois–Winkel. De naam van de straat verwijst naar de toestand van de aanpalende gronden. De term "kwade" komt van het middelnederlandse "quade" of "quae(t)", wat zoveel betekent als gering, waarde¬loos. De gronden waren blijkbaar minder geschikt voor de landbouw. De zware, kleiachtige grond was moeilijk beploegbaar met de toenmalige landbouwtechnieken. Het gebied was dan ook "quaet". Zo komt het dat dit gebied in de omgeving van Oekene voor een groot stuk bebost was. De minst vruchtbare gronden werden het laatst in cultuur gebracht.
De Kwadestraat strekt zich uit van het Rumbeekse centrum langs de grens van Oekene tot aan de Ieperseweg. Het was lange tijd een landelijke straat die nauwelijks verhard was.
In 1890 werd de gracht bij het begin van de straat overwelfd en enkele jaren later werd dit stuk straat met vijf ladingen slechte kasseien verhard.
In het begin van de vorige eeuw werd de Kwadestraat met grint verhard. In 1951 wordt het plan goedgekeurd om een asfaltlaag aan te brengen. In 2000 besluit men de straat te verbreden, een gescheiden rioleringsstelsel aan te brengen en een fietspad en voetpaden aan te leggen.
De veilige oversteek van de gewestweg N36 was gedurende vele jaren een heikel probleem. Maar de heraanleg van het kruispunt in het voorjaar van 2011 moet de veiligheid van de weggebruikers ten goede komen.
Een deel van de vroegere doodlopende Kwadestraat was de Geitebokstraat. Nabij de grens Rumbeke–Izegem stond de herberg "De Geetebok" en daar liep ook de Geetebokvoetweg.
Een ander stuk van de straat hoorde vroeger bij de Potaardestraat.
Op 1 september 2011 zal het 300 jaar geleden zijn dat in Londen William Boyce werd geboren.
Hij wordt over het algemeen beschouwd als de belangrijkste in Engeland geboren componist van de 18de eeuw. Hij was een typische Engelse kerkmusicus. Hij begon zijn muzikale loopbaan als koorknaap van St. Paul´s Cathedral en kreeg kort na elkaar een aantal aan¬stellingen als organist in verschillende kerken en de Chapel Royal. Net als zijn tijdgenoot en rivaal Arne hield hij zich veel bezig met masques (maskerspelen), odes en opera’s, maar nog het meest met kerkmuziek. Hij heeft zijn hele leven geleden aan een steeds verergerende doofheid, die uiteindelijk een einde maakte aan zijn loopbaan als organist. Van zijn leraar, Maurice Green, heeft hij een enorme verzameling muziek overgenomen: de English Cathedral Music, tot het begin van vorige eeuw een standaardwerk. Deze waardige, gerespecteerde componist heeft vrijwel uitsluitend waardige, gerespecteerde muziek gecom¬poneerd, die tegenwoordig nog steeds in kerken wordt gespeeld. Evenals dat van Purcell en Arne is het werk van Boyce tegenwoordig moeilijker uit te voeren, omdat de ode en de masque verdwenen zijn. Het werk van Boyce is een stuk barokker dan de oorspronkelijke Purcell en de melodieuze Arne. Boyce liet een uitgebreid oeuvre na van meer dan twintig symfonieën en ouvertures, anthems, cantates, odes en masques. Hij componeerde ook zogenaamde "stage entertainments", incidentele muziek voor opera´s van Shakespeare. Hij stierf op 7 februari 1779 en werd begraven onder de koepel van St. Paul´s Cathedral.
Van William Boyce zongen we ooit het Alleluja dat we onderaan het partituurblad van Psalm 23 vinden.
Muziek heeft de neiging de poëzie op te slokken, of op zijn minst tot betrekkelijke onbeduidendheid te doemen. Maar Goethe is sterk genoeg om een dergelijk poëtisch noodlot te ontlopen.
Bij hem wordt de kracht van het woord versterkt als ze met muziek wordt gecombineerd.
Goethes citaten "Wie niet van muziek houdt, is het niet waard een mens genoemd te worden" en "De toonkunst is de oorsprong van alle poëzie" tonen onmiskenbaar aan dat Goethe de muziek een warm hart toedroeg.
Veelzeggend is ook het feit dat Goethe zich tijdens zijn leven door verschillende muzikale raadgevers liet omringen, dat hij geregeld componisten thuis ontving, dat hij zich vaak muziek liet voorspelen en dat hij zich uitgebreid liet informeren over muziekgeschiedenis. Hij richtte zelfs een eigen huiskoor op, waarvan hij de muzikale leiding wijselijk toevertrouwde aan een beroepsmusicus. Veel van Goethes werken, inclusief de meeste van zijn gedichten, zijn bovendien rechtstreeks geschreven om getoonzet te worden. Zo is Goethe tot op zijn oude dag op zoek geweest naar de geschikte componist om zijn Faust op muziek te zetten. Daarenboven is een interessant kenmerk van Goethes poëzie de muzikaliteit die aan de verzen zelf wordt toegeschreven. De uitzonderlijke klankrijkdom en de ritmische souplesse van zijn verzen maken ze bijzonder aantrekkelijk voor een muzikale zetting. Goethes poëzie wordt in het Duits wel eens "Sprachmusik" genoemd. De componisten is dat zeker niet ontgaan. "Niemand is zo goed op muziek te zetten als Goethe", beweerde Beethoven, en Schubert zou opgemerkt hebben dat de melodieën hem bij het lezen van een Goethe–gedicht spontaan te binnen schoten. Toch had de dichter zijn eigen opvatting over wat een getoonzet gedicht moest zijn. Goethe vond dat muziek enkel het gedicht diende te verheffen, "zoals gas een luchtballon". Zijn ideeën over liedcompositie impliceerden een volledige onderwerping van de muziek aan de tekst en een radicale reproductie door de componist van de intenties van de dichter. Zo gebeurde het dat de dichter twee zendingen met Goethe–liederen van Schubert zonder commentaar naar de afzender terugstuurde. Hoewel men graag verzachtende omstandigheden inroept voor deze jammerlijke misrekening, mag men gerust aannemen dat Goethe Schuberts muzikale zettingen veel te zelfgenoegzaam vond.
Op 22 januari 2011 overleed te Roeselare Frans Lagrain (86), echtgenoot van Georgette Van Quickelberghe (+1979) en van Josefien Werbrouck. Hij was jarenlang (van 1955 tot 1997) lid van ons koor.
Wij bieden de familie ons medeleven aan.
Een raadsman die geen raad weet.
Een vrouw die haar mannetje staat.
Een zeeman die zijn schaapjes op het droge heeft.
Een schipper die de zon niet in het water kan zien schijnen.
Een kaalhoofdige die met zijn handen in het haar zit.
Een wielrenner die erg achteruit gaat.
Een visser die bot vangt.
De zangcultuur in België zit duidelijk in de lift. Bij de 98 kandidaten die de eerste ronde van de Elisabethwedstrijd haalden, zijn er tien Belgen.
De Elisabethwedstrijd vindt dit jaar plaats van 5 tot 21 mei.
(DS, 24/02/2011)
Er zal slechts vrede op aarde heersen, wanneer alle soorten uniformen zijn afgeschaft op twee na: het witte van de kok en het zwarte van de ober.
(Dr. Hans Renner)